De olieslagerij is vanaf het begin van de 17e eeuw één van de belangrijkste Zaanse bedrijfstakken. P. Boorsma
telde in zijn boek 'Duizend Zaanse Molens' 204 Zaanse oliemolens.1
Halverwege de 19e eeuw lieten de eerste molenbazen hun windmolens ombouwen tot stoomolieslagerijen. 'De Liefde' van de gebr. Prins was de eerste stoomolieslagerij in de Zaanstreek, gebouwd in 1852.2
In 1872 besloot Teunis Crok de windoliemolen 'De Engel' aan het Zaandijkerwegje in Wormerveer te vervangen door een stoomolieslagerij. In 1891 trad J.C. Laan – schoonzoon van Teunis Crok – toe tot de onderneming die de naam Crok & Laan kreeg. Het bedrijf groeide uit tot één van de (twee) belangrijkste Zaanse fabrikanten van hoogwaardige vetten.
Met 'Croklaan-oudgedienden' Fred Boom en Bernard Bol spraken wij over het reilen en zeilen van de opmerkelijke onderneming. En dat in het licht van het op handen zijnde 110-jarige jubileum.
De belangrijkste grondstof voor de Zaanse olie-industrie was van oorsprong lijn-, kool- en hennepzaad. Een windoliemolen kon per jaar zo tussen de 100 en 200 ton hiervan verwerken. De oliemolens werkten met zware stampers of heien, die de olie uit het tevoren door kantstenen geplette (en meestal verwarmde) zaad sloegen. De olie werd opgevangen en het residu kon als veevoer worden verkocht. De vervaardige lijnolie werd in de 19de eeuw vooral voor verlichtingsdoeleinden gebruikt en verder vormde deze een belangrijke grondstof voor onder ander de zeep-, verf- en lakindustrie.
Bij het 'verstomen' van de windmolens bleven aanvankelijk de olieproductiemethoden onveranderd. Het machinevermogen dat veel groter was dan van de windaandrijving, bracht echter veel technische beperkingen uit het windmolentijdperk aan de dag. Men schakelde in verband daarmee al vrij snel over op de toepassing van hydraulische persen die een veel grotere productiecapaciteit mogelijk maakten. Ook hierin was 'De Liefde' weer een voorloper, toen deze oliepersen als eerste werden geïnstalleerd in de fabriek. Tussen 1880 en 1905 werden ook de oliefabrieken van Wessanen & Laan, Kaars Sijpesteijn, Bloemendaal & Laan, Crok & Laan, Bon, Wildschut en Pieper met hydraulische persen uitgerust.
Crok & Laan behoorde in de Zaanstreek tot de meest vooruitstrevende oliefabrikanten. Een cruciale stap die men deed om zich te onderscheiden van andere fabrieken, was om in 1910 over te stappen van lijnzaad, als belangrijkste grondstof, naar copra en palmpitten. Deze werden aanvankelijk in de bestaande productie-installaties verwerkt. In 1916 schafte men speciale voor de copra- en palmpittenverwerking ontwikkelde apparatuur aan, zoals coprabrekers, riffel-vierwalsen, een horizontale voorpers, vierwals-gladwalsen, grote Seiher-persen, een vulpers en vijf napersen. Daardoor kon men ruwe cocos- en palmpitolie fabriceren voor onder andere de zeep-industrie en zelf raffinerende margarinefabrieken. Later werd een raffinaderij gebouwd om niet alleen ruwe olieproducten op de markt te brengen, maar ook volledig geraffineerde fabrikaten. De geraffineerde producten vonden hun weg naar de suiker- en zoetwarenindustrie, alsmede naar margarinefabrieken die niet over een eigen raffinaderij (of 'raffi') beschikten.
Aan de nieuwe ontwikkelingen werd leiding gegeven door J.H. Wijsman, schoonzoon van de heer J.C. Laan. Deze was in 1916 opgenomen in de directie, evenals in diezelfde tijd: Dick Laan, zoon van J.C. Laan. De talenten van Dick Laan lagen niet in de zakelijke sector, maar in het artistieke vlak. Zo ontwikkelde hij zich tot een zeer verdienstelijk amateurfilmer. Joris Ivens, één van de meest prominente Nederlandse filmers heeft ooit gesteld dat hij veel van Dick Laan had geleerd.
Een jaar na het overlijden van zijn vader, kwam er in 1934 een einde aan het dienstverband van Dick Laan met Crok & Laan. Hij kwam vervolgens in dienst van de chocoladefabriek van Boon in Wormerveer en voor deze onderneming vervaardigde hij onder andere een reclamefilm. Dick Laan was een nogal eigenzinnig man, die geen kritiek kon dulden.
Als gevolg daarvan stopte hij plotseling met zijn filmactiviteiten en hij wierp zich op het schrijven van kinderboeken, zoals de Pinkeltje-reeks.
Bij Crok & Laan ontstonden er in die tijd financiële problemen. Door de ambitieuze vernieuwingen in de onderneming ontstond een sterke behoefte om risicodragend kapitaal aan te trekken. Daarvoor werden aandelen uitgegeven aan verwanten van met name de familie Laan. Zo kwamen aanzienlijke pakketten aandelen in handen van andere Zaanse ondernemers (die vaak ook familie van elkaar waren). Dit betrof onder andere de Koninklijke Stoomgortpellerij v/h Gebroeders Laan en vennoten van Bloemendaal & Laan, die onder andere eigenaars waren van de oliefabriek 'De Toekomst' (gelegen naast het complex van Crok & Laan).
De malaise van de jaren '30 holde de vermogenspositie van Crok & Laan dermate uit dat de situatie in 1936 precair werd. Dit leidde tot besprekingen tussen de aandeelhouders van Crok & Laan N.V. en de beherende vennoten van de Collectieve Vennootschap P.H. Kaars Sijpesteijn. De familie Kaars Sijpesteijn was overigens aan de heer Wijsman verwant en via hem met de familie Laan. De Sijpesteijnen hadden ook al belangen in de olie-industrie (met name via oliefabriek 'De Vrede' in West-knollendam).
De oprichting van de N.V. Nederlandse Linoleum Fabriek in 1898 door de familie Sijpesteijn bracht met zich mee dat hun oliefabriek
'De Vrede' zich gaandeweg volledig toelegde op de productie van lijnolie voor de linoleum-fabricage. Deze oliefabriek kwam voort uit de windmolen 'De Vrede' waarvoor in 1685 de windbrief was afgegeven en die in 1872 werd verstoomd.
Op 30 november 1936 was de volledige overname een feit: zo ging dat toen bij Zaanse familiebedrijven!
De familie Kaars Sijpesteijn heeft ook een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling van een ander Zaans bedrijf, namelijk dat van C. Koole Tanktransport. Kees Koole, stichter van dit bedrijf, zorgde in de oorlogsjaren met zijn beurtscheepje 'Nooit Volmaakt' ervoor dat Hein Kaars Sijpesteijn en nog zo'n 80 Engelandvaarders uit Nederland
konden ontsnappen. Als dank daarvoor 'regelde' Hein Kaars Sijpesteijn in 1948 voor Kees Koole de financiering van een motortanker die de naam 'Prinses Wilhelmina' kreeg en hij verzorgde een contract voor het vervoer van eetbare olie. Uit dit tankertje groeide de grootste Nederlandse transport- en opslagonderneming op het gebied van eetbare oliën. Loders-Croklaan behoort nog altijd tot de prominente relaties.3
De tanker 'Volharding 10' van Koole Tanktransport, afgemeerd bij Loders-Croklaan.
Foto: Albert Boes |
Voor de dagelijkse gang van zaken bracht aanvankelijk de verandering in de eigendomsverhoudingen bij Crok & Laan niet veel veranderingen. De directie van Crok & Laan bleef berusten bij J.H. Wijsman. Als commissarissen fungeerden P.H. Kaars Sijpesteijn, ir. W. Kaars Sijpesteijn en E. Kaars Sijpesteijn.
Wel werden de procedures voor de verkoop en de daaraan gekoppelde inkoop van grondstoffen ingrijpend veranderd om speculatierisico's uit te bannen. Voorts werd extra aandacht besteed aan de efficiency van de fabricageprocessen, wat leidde tot nieuwe investeringen, zoals vergroting van de raffinaderij in 1940 en aanzienlijke verbeteringen in de stomerij.
Een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling van Crok & Laan speelde ir. Willem Kaars Sijpesteijn, geboren in 1920. Na beëindiging van zijn studie was hij in dienst van de NV Nederlandse Linoleum Fabriek (NLF) in Krommenie getreden. In 1949 'verzocht' zijn vader, ir. J.C. Kaars Sijpesteijn hem om de fabricage van oliën en vetten in Wormerveer verder te ontwikkelen. Aanvankelijk begon hij met weinig enthousiasme aan die taak, omdat hij net goed zijn draai had gevonden bij de NLF.
Samen met een team van goede medewerkers (waaronder 'Meester' Frans Vet als bedrijfsleider van de oliefabriek en chemisch analist H.N. [Bob] Bosschieter die de leiding had van het raffinaderijcomplex) werkte Willem Kaars Sijpesteijn aan een optimale bezetting van de raffinaderij. De opdrachten daarvoor kwamen niet alleen voort uit de 'eigen' contracten. Ook voor exporterende handelsorganisaties werd veel geproduceerd.
Omstreeks 1950 werden jaarlijks ongeveer 5000 ton grondstoffen in de raffinaderij en 10.000 ton in de perserij verwerkt. De verschillende ontwikkelingen (zoals de verwerking van palmolie) brachten ook de nodige technische vernieuwingen en uitbreidingen met zich mee. Er waren trouwens ook flinke tegenvallers: zo brandde in 1951 de oliefabriek 'Engel III' tot de grond toe af. De daarvoor in de plaats gekomen fabriek kon echter het volgende jaar al 35.000 ton palmpitten verwerken. In die tijd werd ook veel energie gestoken in de research om 'iets speciaals' op de markt te brengen.
Tot dan had Crok & Laan zich vooral gericht op de bulkproductie van halffabrikaten, waarop een lage marge zat. Directeur J.H. Wijsman zette de chemisch-technische staf op het spoor om een palmpit-stearine productie te ontwikkelen, omdat dit een financieel aanlokkelijk perspectief bood voor afzet in de cacaoindustrie. Dit vergde wel een enorme hoeveelheid research en experimenteerwerk. Zo werd in 1953 een proeffabriek gebouwd die de basis legde voor de 'Speciality Products', nog altijd één van de belangrijkste activiteiten van de onderneming.
Om de nieuwe ontwikkelingen bij te benen, volgde in de jaren '50/'60 de ene verbouwing en uitbreiding na de andere. Op technisch gebied had men daarbij ook met onverwachte tegenslagen te maken, zoals in september 1959 toen de vuurgang van één van de stoomketels inzakte. Dit had tot gevolg dat de productie, waarbij men van stoom zeer afhankelijk was (en is), ook stagneerde. Om toch te kunnen doorproduceren, huurde men tijdelijk twee stoomsleepboten van Goedkoop die de fabriek van stoom voorzagen.4
Terwijl bij Crok & Laan zich veel nieuwe ontwikkelingen voordeden, ging men bij het zusterbedrijf 'De Vrede' voort met de productie van lijnolie voor de NLF. Daarbij werd gaandeweg wel steeds meer samengewerkt met Crok & Laan. Omdat in de branche bekend was dat er bij Crok & Laan veel research werd uitgevoerd, trok dat ook de aandacht van de concurrentie. In zekere zin fungeerde 'De Vrede' geruime tijd als proeffabriek voor Crok & Laan om ongewenste belangstelling van derden te voorkomen. Enige jaren geleden werd de oliefabriek 'De Vrede' gesloten en daarna gesloopt. Een deel van de productie-apparatuur is echter nog steeds in bedrijf en wel in een Loders-Croklaanfabriek in ... Egypte.
Luchtfoto van het huidige Loders-Croklaan complex.
foto: J.G.J. Vrouwe |
Niet elke nieuwe ontwikkeling leverde het gewenste resultaat op. Dat betrof voor Croklaan (zoals het bedrijf inmiddels werd genoemd) de fabricage van merkartikelen, zoals de op basis van meervoudig onverzadigde zonnebloemolie vervaardigde Crokvitol en Crox halvarine. Uiteindelijk moest dit product het afleggen tegen de door Unilever geproduceerde Becelmargarine. Het veel sterkere verkoop-apparaat van Unilever besliste de strijd en in 1969 werd besloten de productie en verkoop van merkartikelen af te stoten. Daarna concentreerde men zich weer volledig op de productie en verkoop van speciale vetten voor de levensmiddelenindustrie. In verband daarmee werd in 1970 de naburige oliefabriek 'De Toekomst', die toen onderdeel was van Duyvis, overgenomen. Dit gaf onder andere de mogelijkheden om een nieuwe palmpit-extractie ('Palmex') te verwezelijken.
Aanvaringen met Unilever in verband met onder andere de Crokvitol/Becel affaire hadden ertoe geleid dat er min of meer regelmatig contacten werden onderhouden tussen de directies van beide ondernemingen. Bij Unilever zag men veel mogelijkheden in de sector speciale vetten. Daarbij bestond de voorkeur om die sector verder te ontwikkelen sámen met Croklaan en niet in concurrentie met elkaar.
Op 17 november 1971 werd overeenstemming bereikt over de overname van Croklaan door Unilever die voor zowel de aandeelhouders als de personeelsleden financieel voordelig uitpakte. Onder de naam Loders-Croklaan ontwikkelde de Wormerveerse onderneming met ongeveer 400 medewerkers zich tot een internationaal toonaangevend bedrijf op hetgebied van de productie van speciale vetten.
1 Gegevens voor het artikel werden grotendeels ontleend aan het boek "Van Canefas tot Coral", met als ondertitel: de geschiedenis van een Krommenieër familie-onderneming (Sijpesteijn) door Klaas Woudt.
2 Zie "Met Stoom" van januari 1998
3 Zie "Met Stoom" van december 1999
4 Zie "Met Stoom" van januari 1997
Door: Albert Boes
Beeldmateriaal: Archief Fred Boom
Tenzij anders aangegeven.